VDH -
algemeen
-
13
De mens als ‘superroedelleider’
Zo moesten wij dus met onze honden omgaan: alsof het wolven
waren die ondergeschikt waren aan ons, de superroedelleider.
Om te zorgen dat we die superroedelleider bleven, moesten we
regeren met harde hand. Wij gaven de richting aan en dus moes-
ten wij als eerste de deur uit. Een hond die voor ons de deur uit-
stormde, moest hard gecorrigeerd worden want hij accepteerde
kennelijk onze leiding niet en was bezig op te klimmen op de lad-
der van de hiërarchie.
De regels om te voorkomen dat jouw hond de baas werd:
t
&FO IPOE EJF PQ EF CBOL HJOH MJHHFO QSPCFFSEF HFMJKL NFU
ons te komen (of nog erger, probeerde hoger in rang te wor-
den dan wij). Hij mocht dus nooit op de bank en als hij wel
op de bank lag, moesten we hem stevig corrigeren zodat hij
zijn plaats weer zou leren kennen. De hond mocht uiteraard
nooit op hogere posities liggen en zeker niet op bed slapen.
t
8F NPDIUFO OJFU T BWPOET WPPS IFU TMBQFOHBBO OPH FFO
knuffel aan de hond gaan brengen als hij netjes in zijnmand
lag, want dan maakten we onszelf ondergeschikt. Was het
immers niet zo dat alleen een mindere naar zijn meerdere
ging? Dus nooit naar de hond toegaan, hem altijd bij je roe-
pen!
t
&UFO EFEFO XF OBUVVSMJKL BMUJKE BMT FFSTUF BMT FDIUF TVQFS-
roedelleider. Pas daarna kreeg de hond.
t
"MT EF IPOE IFU JO [JKO IPPGE IBBMEF PN [JKO WPFSCBL UF WFS-
dedigen, dan had je als eigenaar al echt een vet probleem:
hij accepteerde jou dan helemaal niet meer als roedelleider
en was je ‘de baas’. Ferme maatregelen waren dan nodig:
iedere keer opnieuw zijn voerbak afpakken en hem stevig
corrigeren als hij dat niet accepteerde, net zolang tot hij ge-
dwee goedvond dat jij zijn voerbak afpakte.
t
&ML JOJUJBUJFG WBO EF IPOE PN JFUT UF EPFO NFU KPV TQFMFO
knuffelen) moest je zo niet corrigeren dan toch op z’n minst
negeren: een ware roedelleider wolf verwaardigde zich ook
niet om in te gaan op het initiatief van zijn ondergeschikten.
Het initiatief lag immers altijd bij hem? Als je al speelde met
de hond, moest je je er dus van vergewissen dat jij het spel
begon en zeker het spel ook eindigde. En je moest natuur-
lijk ook zorgen dat je altijd won: de hond mocht een trek-
spelletje nooit winnen: hij zou er maar arrogant van worden
en denken dat hij misschien iets over jou te zeggen had!
t
"MT KF IPOE JO EF XFH MBH FO OJFU PQ[JK HJOH BMT KJK FS MBOHT
wilde, dan versperde hij je dus de weg: als je dat tolereerde
waren echt de rapen gaar! Een ondergeschikte had altijd
aan de kant te gaan voor de roedelleider, en als hij dat niet
deed was dat een teken dat hij geen respect voor je had. Je
moest dus dwars door hem heen lopen, ook als je hem daar
misschien pijn mee deed: eigen schuld dikke bult.
t
&FO IPOE EJF OJFU MVJTUFSEF BMT KF IFN FFO DPNNBOEP HBG
Wat nou niet luisteren, hij had maar te luisteren. Dus ‘af’ is
‘af’, en als hij het niet deed dan was hij ongehoorzaam en
niet respectvol naar jou als leider! Een niet opgevolgd com-
mando moest je dus afdwingen met correcties, want een
ongehoorzame hond was een hond die bezig was jouw po-
sitie als roedelleider te betwisten.
Corrigeren op z’n wolfs
Dat corrigeren, dat deden we natuurlijk ook op z’n wolfs. Niet
slaan, want daar begrepen honden niks van, dat doen ze onder
elkaar ook niet: slaan is iets voor katten. Nee, een stevige nekbeet
nabootsen door middel van een ruk aan de slipketting: dat begre-
pen honden tenminste. Of anders toch wel met je hand over de
snuit ‘bijten’, zoals honden onderling dat ook doen. Bij een ern-
stige overtredingen paste maar een middel: je dwong de hond
op zijn rug, net zoals honden onderling zich alleen waarlijk over-
geven als ze echt op hun rug gaan liggen.
Tien vreemde wolven op 10 x 20 m²!
Wat weten we ondertussen over wolven? We weten dat die eer-
ste onderzoeken naar wolvengedrag niets waard waren als je ze
wil vergelijken met hoe wolven in het wild echt met elkaar om-
gaan. Die eerste onderzoeken en het ‘hiërarchiemodel’ waren
gebaseerd op onderzoek van Schenkel en die onderzocht tien
wolven op een stuk grond van 10 bij 20m²! Ook Trumler en Zim-
men, belangrijke gedragsonderzoekers uit die tijd, onderzochten
uitsluitend wolven in gevangenschap. De wolven die daar leef-
den waren allemaal door mensen daar geplaatst. Ze waren geen
familie van elkaar, hadden eerder geen ervaring met elkaar ge-
had en hadden het nu maar ‘met elkaar te rooien’. De groep werd
bovendien steeds veranderd: steeds opnieuw werden er dieren
uitgehaald of bijgeplaatst. Het gedrag dat ze in die situatie ver-
toonden betitelen als ‘zo gaan wolven met elkaar om’, zou zoiets
zijn als een stel ‘aliëns’ van buiten de aarde naar ‘Big Brother’ laten
kijken en tot de conclusie laten komen dat mensen zo met elkaar
omgaan.
Harmonie in plaats van hiërarchie
Wolven in het wild waren altijd moeilijk te bestuderen omdat
wolven zo ontzettend mensenschuw waren. Door de moderne
techniek lukt dat nu wel. Wat blijkt? Die strikte hiërarchie is hele-
maal niet zo strikt. Er zijn verschillende rollen in een roedel wol-
ven, en soms neemt de een het initiatief tot iets en soms weer de
ander. Een roedel wolven bestaat vooral uit dieren die familie van
elkaar zijn: vader, moeder en kinderen. Ook wel ooms en tantes
en neefjes en nichtjes, maar de meeste dieren gaan als ze volwas-
sen zijn – rond een jaar of twee - uit de groep weg en stichten een
eigen ‘gezin’. Er heerst harmonie.
Natuurlijk is er wel sprake van enige hiërarchie: de oudere dieren
zijn letterlijk ‘ouder en wijzer’ en zij laten de jongeren zien hoe
iets moet. Ze leren ze waar ze bang voor moeten zijn, waar ze op
kunnen jagen, hoe ze moeten jagen, ze leren ze de sociale om-
gangsvormen.
Nikolaas Tinbergen (links) en Konrad Lorenz (rechts)