21
VDH -
nieuws
-
Beste leden,
Op het moment dat het ‘nieuws uit het hoofdbestuur’ geschreven moest worden waren er geen mededelingen vanuit het HB te
melden. De hoofdbestuursvergadering moest nog plaatsvinden en er hebben zich in de tussentijd geen ontwikkelingen voor-
gedaan die vermelding in het maandblad behoefden. Wel was er een opmerkelijke uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogen-
bosch inzake de hondenbelasting (deze is te vinden op onze website). Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat (in deze specifieke
zaak!) de hondenbelasting in strijd is met artikel 1 van onze Grondwet: het gelijkheidsbeginsel.
Nog niet naar het gemeentehuis!
Deze uitspraak betekent niet dat we numet z’n allen naar het gemeen-
tehuis kunnen rennen en de door ons betaalde hondenbelasting terug
kunnen gaan vorderen. Een rechterlijke uitspraak is de beslechting van
een geschil in een specifiek geval. Hier tussen de belastingbetaler en
de gemeente Sittard-Geleen.
Uiteraard is er wel sprake van precedentwerking, maar nu er nog be-
roep in cassatie mogelijk is – het geschil kan nog worden voorgelegd
aan de Hoge Raad – is het nog niet zeker of deze uitspraak stand zal
houden.
Het geschil
Een hondenbezitster uit de gemeente Sittard-Geleen heeft van de
heffingsambtenaar van de gemeente een aanslag voor hondenbelas-
ting over het jaar 2010 gehad. Tegen deze aanslag (een beschikking)
heeft zij bezwaar gemaakt bij de heffingsambtenaar. Die heeft op zijn
beurt het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Vervolgens is door de
hondenbezitster beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is door
de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard. Tegen deze uit-
spraak is hoger beroep ingesteld bij het Hof ’s-Hertogenbosch.
De hondenbezitster is van mening dat zij geen hondenbelasting moet
betalen, omdat zij als houdster van een hond ten opzichte van hen die
geen houder zijn van een hond ongelijk behandeld wordt. Uit de ge-
meentelijke verordening die de hondenbelasting regelt blijkt niet dat
de belasting een bestemmingsheffing is, doch dat zij slechts gericht is
op het verkrijgen van algemene middelen voor de gemeentekas. De
heffing is niet gericht op een doel dat specifiek verband houdt met
hetgeen honden teweeg brengen.
De heffingsambtenaar heeft bij het Hof aangegeven dat de belasting
slechts gericht is op het verkrijgen van algemene middelen en dat de
kosten verbonden aan hondenbezit niet van wezenlijke betekenis zijn
geweest voor het invoeren van de hondenbelasting. De gemeente
heeft de hondenbelasting ingevoerd omdat zij daar op grond van de
gemeentewet de mogelijkheid toe heeft gekregen.
Overwegingen en conclusie van het Hof
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het doel van de honden-
belasting in de jaren regelmatig is gewijzigd. Oorspronkelijk lag een
reguleringsgedachte ten grondslag van de heffing, later werd het ge-
zien als verteringsbelasting (het houden van een hond is een wijze van
inkomensbesteding), maar tegenwoordig is
de hondenbelasting, in de meeste gevallen,
slechts een middel om inkomsten voor de
gemeente te genereren. Het is dus enkel een
heffing met een fiscaal doel.
Het Hof zou geen bezwaar tegen de honden-
belasting hebben gehad, indien deze in over-
wegende mate nodig was geweest om de
kosten van het hondenbezit in de gemeente
te dekken. Nu de heffingsambtenaar heeft
aangegeven dat dit niet het geval is, komt het
Hof tot het oordeel dat er geen objectieve
en redelijke grond is om deze belasting
alleen van hondenbezitters te heffen.
De gemeentelijke verordening schendt
met deze heffing het gelijkheidbegin-
sel, waardoor aan deze verordening ver-
bindende kracht moet worden ontzegd
(met andere woorden: de verordening mag niet
meer worden toegepast) en de aanslag honden-
belasting moet worden vernietigd.
Gevolgen voor andere hondenbezitters
Wat de gevolgen van deze uitspraak zijn is nog niet te overzien. Eerst
zal moeten worden afgewacht of er tegen deze uitspraak hoger be-
roep in cassatie zal worden ingesteld. Indien dit niet gebeurt, kan ie-
dereen met de uitspraak in de hand bezwaar maken tegen de aanslag
hondenbelasting van zijn of haar gemeente. Succes is overigens niet
gegarandeerd! Het kan zijn dat in andere gemeenten de verordening
wel duidelijk is over het doel of dat de geheven belasting wel in grote
mate wordt besteed aan kosten die betrekking hebben op hondenbe-
zit. Leidt een bezwaarschriftprocedure uiteindelijk tot een rechtszaak,
dan is ook nog niet gezegd dat u als hondenbezitter de zaak wint.
Rechterlijke uitspraken kennen wel enige precedentwerking – zeker
als het uitspraken van de hoogste rechtscolleges als de Hoge Raad en
de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft, maar
in beginsel is iedere rechter vrij in het vormen van zijn oordeel.
Alex Ollebek
Namens het hoofdbestuur