VDH -
algemeen
-
9
type en de rangschikking van de fotoreceptoren in het oog in-
vloed op de gezichtsscherpte van honden. Een fotograaf ge-
bruikt bij minder licht een meer gevoelige film. Zo’n film heeft
een laagje van grofkorrelige zilverzouten. Door de grofkorrelig-
heid kan er meer licht opgevangen worden. Het beeld (de foto)
wordt daardoor ook ‘grofkorrelig’, details zijn niet altijd even
scherp. De staafjes in het oog reageren als de grofkorrelige zilver-
zouten, terwijl de kegeltjes te vergelijken zijn met de fijnkorrelige
zouten. In het menselijk oog bevinden zich de kegeltjes vooral
in het midden van het oog, bij een hond zitten er in het midden
zowel staafjes als kegeltjes. In totaliteit zitten er ook meer staaf-
jes in het hondenoog in vergelijking met het oog van de mens.
Hierdoor is een hond minder in staat details waar te nemen.
Gaas
Hoe scherp kan een hond zien? Omdat honden niet kunnen le-
zen is het scherp zien getest met een andere methode dan bij
mensen. De hond in de test krijgt een beloning als hij een pa-
troon uitkiest met even brede zwarte als witte strepen; hij krijgt
geen beloning bij een effen grijs vlak zonder strepen. De strepen
worden steeds smaller gemaakt, totdat de hond ze niet meer kan
onderscheiden. Het is een grijs vlak geworden. Op dat moment
is de uiterste grens van de gezichtsscherpte van een hond be-
reikt. Uit dit onderzoek bleek dat een voorwerp dat een hond
op 6 meter afstand nauwelijks kan zien, voor iemand met een
normaal gezichtsvermogen groot genoeg is om op 23 meter nog
duidelijk te zien. Het gezichtsvermogen van honden is dus veel
slechter dan dat van mensen. Je kunt het vergelijken met het kij-
ken door een fijnmazig gaas of door een stukje cellofaan waarop
een dun laagje vaseline is aangebracht.
Beweging
Dit verklaart waarom je hond je niet meteen herkent, ook al sta je
op een, voor mensenogen, redelijk korte afstand. Dat verandert
als je beweegt. Hondenogen schijnen erg gevoelig te zijn voor
veranderingen in hun omgeving. Een onderzoek bij politiehon-
den wees uit dat wanneer een voorwerp bewoog op 900 me-
ter afstand, ze dit goed konden herkennen. Wanneer datzelfde
voorwerp op kortere afstand, bijvoorbeeld 500 meter, stilstond
werd het niet meer gezien. Honden zien niet alleen bewegende
beelden beter, ze zijn in staat om bekende objecten, op grond
van een bepaald bewegingspatroon, te herkennen. Dat verklaart
waarom honden wel geïnteresseerd zijn in film- of televisiebeel-
den van rennende honden, maar geen interesse tonen voor een
hond in een tekenfilm.
Kleuren
Een vaak gestelde vraag is of honden kleuren kunnen zien. Als
er geantwoord wordt dat honden kleurenblind zijn, trekken veel
mensen de verkeerde conclusie en denken dat honden alleen
maar grijstinten kunnen zien. Honden zien wel degelijk kleuren,
maar ze zien veel minder kleuren dan wij en ze zien ze minder
intens. Al eerder gaf ik aan dat in hondenogen minder kegeltjes
zitten dan in het mensenoog. Deze kegeltjes zijn niet alleen ver-
antwoordelijk voor het feit dat mensen scherp en veel details
kunnen zien, maar ook voor het zien van kleuren. Er bestaan drie
verschillende soorten kegeltjes, elke soort is afgestemd op een
verschillende golflengte van het licht. Er bestaat een type voor
blauw, voor groen en voor oranje. Dit maakt dat een mens die
naar de regenboog kijkt achtereenvolgend violet, blauw, blauw-
groen, groen, geel, oranje en rood ziet. Bij iemand die kleuren-
blind is ontbreekt één van de soorten kegeltjes. Zo iemand ziet
nog wel kleuren, maar veel minder intens, gelijk aan wat honden
zien. Zij zien de regenboog als donkerblauw, lichtblauw, grijs,
lichtgeel, donkergeel en heel donker grijs. Honden zien de we-
reld vooral als geel en blauw. Reden waarom een rode of oranje
bal voor een hond niet opvalt in het groene gras! Bij het schilde-
ren van de behendigheidsbaan (vooral de contactvlakken!) zou
je hier ook rekening mee kunnen houden.
Honden zijn niet zo visueel ingesteld als mensen. Ze gebruiken
hun ogen vooral om te bevestigen wat ze door hun andere zin-
tuigen (gehoor, reuk) al weten. Wij mensen kunnen ons dat maar
moeilijk voorstellen!
Marian Servaas
Geraadpleegde literatuur:
- De psychologie van de hond (Stanley Coren)
- Anatomie van de hond (Roel en Piet Beute-Faber)
- Elementaire - Kynologische Kennis (Robert v.d. Molen)
- De waarheid over honden (Stephen Bodiansky)
Zo zien wij het
Zo ziet een hond het
Voor een hond valt een rode bal niet op in het groene gras