VDH februari 2014 - page 5

VDH -
algemeen
-
3
Overal waar je komt, kijken de mensen hun ogen uit, hij is slim. Ik
praat met hemen hij praat met mij met zijn lichaam, zijn ogen. Hij
kan mij alles duidelijk maken.”
Heeft wij hel eens model gestaan in één van je boeken?
“Nee, omdat ik thrillers schrijf. Ik heb nog maar één keer een hond
opgevoerd, dat was in ‘Zwijgrecht’, maar dat was geen Duitse her-
der. Ik heb die hond een hele bijzondere rol gegeven en uiteraard
heeft hij het eind van het boek gehaald. Als mensen honden op-
voeren in een thriller dan gebeurt er wat met die honden en dat
kan ik niet verdragen. Ik kan het niet lezen en ik kan het niet schrij-
ven, kan sowieso niet tegen dierenmishandeling. In de krant lees
ik alleen maar de kop over dierenbeulen, dan lees ik niet verder,
ik kan daar niet tegen. Misschien voer ik in de toekomst nog wel
eens eenDuitse herder op, maar dan niet omvermoord teworden.
Met een dier in een thriller loopt het vaak verkeerd af. Een dier is
vaak een prooi voor iemand die kwaad wil. Dat is niet mijn ding,
dus komt dat inmijn verhaal niet voor. Ik laat ze graagmet rust.”
Hoe ben je met schrijven begonnen?
Ik heb altijd geschreven vanaf de tijd dat ik een jong kind was,
maar meer om van me af te schrijven, om dingen kwijt te raken
en de inspiratie woorden te geven. Bij toeval is het mijn beroep
geworden. In 2001 heb ik een verhalenwedstrijd gewonnen. Ik
dacht ‘laat ik het eens proberen’. Ik schreef al wel columns en ar-
tikelen voor het vakblad in de gezondheidszorg, waar ik later ook
hoofdredacteur van werd. Ik had ook een baan, was directeur
van een zorginstelling. Dat was mijn werk, schrijven deed ik er-
bij. Toen kwam die verhalenwedstrijd, de korte verhalen werden
lange verhalen en de lange verhalen werden een boek”.
En nog steeds inspiratie?
“Ja, het gaat maar door. Inspiratie komt ook geheel vanuit mij-
zelf. De uitgever zou mij geen opdracht moeten geven, want dat
werkt bij mij niet. Het komt vanzelf binnen. Ik heb net mijn 16
e
thriller afgeleverd, deze is nu bij de beoordelaar. Maar nr. 17 staat
al weer in de steigers, een begin is er al. Zodra de redactie van
mijn 16
e
boek is afgerond – daar gaan natuurlijk een aantal re-
dactierondes overheen – ga ik er serieus mee aan de slag. In de
tussentijd doe ik even niets.
Als een boek af is stuur ik het naar een externe beoordelaar. Ik
krijg dan een rapport. Wat vindt hij ervan; zijn opmerkingen ver-
werk ik, voor zover ik het ermee eens ben. Dan gaat het manus-
cript naar de uitgever, daar wordt het door meerdere mensen ge-
lezen. Vervolgens gaan we om de tafel zitten en bespreken wat
zij ervan vinden, ik pas het aan. Ik zit zo’n maand of twee in dat
boek. Zij staan erbuiten, dan kan het zinvol zijn om een stuk te
herschrijven. Een buitenstaander ziet dingen soms niet of anders,
terwijl zij voor mij heel duidelijk zijn.
Dan gaat het nog naar twee externe beoordelaars die het ook
nog op de Nederlandse taal checken en ook inhoudelijk. Ze vin-
den soms dingen die wij met z´n allen niet gezien hebben. Dat
blijft, ook al heb je het -tig keer nagekeken, dan nog vind je een
fout. Het blijft mensenwerk. Lezers attenderen mij er ook op. Ge-
lukkig heb je regelmatig herdrukken en kan je de fout herstel-
len. Nu nog word ik attent gemaakt op fouten – meestal in een
eerste druk – van jaren geleden. Alles moet kloppen, leeftijden,
plaatsen, namen enzovoort. Ik maak geen schema, ik ga zitten
en schrijf wat er bij mij opkomt. Kan lastig zijn, want gaandeweg
kom ik er wel eens achter dat iemand die in het begin van het
boek is gesneuveld beter nog in leven zou kunnen zijn voor het
verhaal. Dan moet ik weer helemaal terug en dan dreigt er het
gevaar dat je iets over het hoofd ziet.
Het eind is ook vooraf nooit duidelijk, de plot wel, maar hoe het
afloopt weet ik niet altijd. Op zo’n moment ga ik met Olivier in
de duinen lopen, dan waait het hard en ‘pats’ daar is het. Ik moet
het niet zoeken, op het moment dat ik er niet aan denk en met
de hond loop te keten, is het er opeens. Het leuke is om de le-
zer te verrassen, op het verkeerde been te zetten. Bij mijn laatste
boek heb ik tot het allerlaatst gewacht en er een draai aan kun-
nen geven. Ik wil graag de lezer het gevoel geven dat er wordt
rechtgesproken.”
Ben je wel eens onzeker?
“Met het schrijven niet, maar als het af is…, enorm! Nu mijn laat-
ste boek naar de beoordelaar is… Ik kan nauwelijks wachten. Die
dagen moet ik maar door zien te komen.”
1,2,3,4 6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,...28
Powered by FlippingBook