VDH december 2014 - page 13

Hollandse herder zulke genetisch goed aangelegde honden hebben, is dat een
zeer groot compliment voor ons ras.”
SCHÄFERMEISTER
Uniek is dat Marijke Bree twee keer tien dagen zonder haar hond en één keer drie
dagen met haar Hollandse herder Carlijn mee mocht lopen en ervaring heeft mo-
gen opdoen bij Schäfermeister Karl Füller. Met een kudde van ruim 300 Veluwse
heideschapen bij Vierhouten heeft ze drie dagen per week gehoed en in 1999,
tussen alleen maar Duitse herders, in Duitsland het diploma HGH (HerdenGe-
brauchsHund) behaald.
De Hollandse Herdershondenclub houdt zich nog steeds heel enthousiast bezig
met schapenhoeden. Ik heb het geluk dat ze vaak een trainingsweekend hebben
bij mij in de buurt. Een prachtige locatie en ik heb gevraagd of ik het eens mocht
‘proberen’ met mijn jongste Duitse herder. Wauwww, die fleurde helemaal op, ik
had haar nog nooit zo fier langs de draad zien lopen. Wat een plezier om naar haar
te kijken, ze was toen net één jaar ....
AANLEGTEST
Ik wilde hier graag verder mee, maar wilde het dan wel officieel doen en infor-
meerde naar de aanlegtest. De aanlegtest is een eerste test die je vooraf kunt
doen om te kijken of een hond het instinct heeft om met de schapen te werken.
Het is een basale test met voorafgaand een stukje sociale test om angstige of
agressieve honden uit te sluiten en om de band met de handler te bekijken. Als
het sociale deel goed gaat, mag de hond door naar het schapendeel waarbij ge-
keken wordt of hij instinct laat zien. De ene hond laat dit al vanaf 50 meter afstand
zien, de andere moet wat aangespoord worden (of moet zich wat vrijer voelen).
Mijn beide Duitse herders, Tolowa van Ingjo en Angel Sioux van Ingjo, slaagden
voor de Schapen aanlegtest onder auspiciën van de NHC op 21 september 2013
in Schijndel. Nadat mijn Duitse herders het instinct hadden laten zien, kon ik met
de basistraining beginnen.
GRENS
Begonnen werd met grenslopen, die grens is het heiligdom van de hond, als hij
daar loopt is hij de beste hond van de wereld, als hij binnen de grens komt moet
dat worden gecorrigeerd. De schapen staan eerst in een groot vierkant met een
draad erom heen en de hond moet leren buiten de draad te lopen op de grens
(soms wordt er een stukje gras gemaaid langs de draad, zodat de hond niet de
fout in kan gaan). Ook hier geldt dat met positieve training en duidelijkheid naar
de hond toe je het meeste bereikt. De hond moet zowel
links- als rechtsom kunnen lopen op die grens en je oe-
fent met het bevel ‘terug’ om de hond te keren en de an-
dere richting op te laten lopen. De geleider blijft tussen
de schapen en de hond, de draad of het flexinet geldt
als ondersteuning. Het houdt de schapen er binnen en
de hond er buiten, maar de hond moet de bodemgren-
zen, de ‘natuurlijke’ grenzen leren herkennen. Doorgaans
pakken ze die zelf wel op, alleen moeten ze grensvast
worden, weten dat die grens de plek is waar de baas trots
op is en dat dat hun domein is. Ze moeten weten dat ze
binnen de grens niets te zoeken hebben, het gemaaide is
dus de grens, niet het flexinet of de draad.
ZELFSTANDIG EN GEHOORZAAM
De hond gaat op een gegeven ogenblik begrijpen wat de
functie van die grens is en dat hij actie mag ondernemen
als de schapen erover komen. Als dat kwartje valt kun
je gaan balanceren tussen instinct en gehoorzaamheid;
hij moet luisteren naar de handler maar hij moet ook in
staat zijn zelf te bepalen wanneer hij wat mag of moet
doen, wanneer hij wel van die grens af mag en wanneer
hij veel druk of juist weinig druk moet zetten. De honden
leren zelf wat hun lichaamstaal doet ten opzichte van de
schapen. Het grenslopen is bedoeld om stukken te kun-
nen hoeden; de grens kan een akkerrand, fietspad, achter
een greppel, ploegvoor, karrenspoor, noem maar op zijn.
Binnen die grens moeten de schapen de rust hebben om
lekker gras te eten.
ALLE KOPJES AAN DE GROND
Een ‘goed’ hoedplaatje ziet er dus als volgt uit: vrijwel alle
kopjes vretend aan de grond en een hond die controle-
rend pendelt over de grens of, indien mogelijk, stilstaand
overzicht houdt en actie onderneemt wanneer nodig. Als
dit goed gaat, kun je gaan verplaatsen - dat kan met gren-
zen langszij maar op den duur moet je ook grensloos kun-
nen lopen, in dat geval is de flank van de kudde de grens,
waarbij herder en hond bepalen of dit een langgerekte
kudde is of een bredere opgedrongen kudde. Dit zie je
bij wegwerk of bij werk waarbij de schapen bijvoorbeeld
in een kraal of op een kar moeten, of door een behandel-
gang of over een brug of zo.
Veel Duitse herders mis-
sen de genetische aanleg
om te kunnen hoeden
11
algemeen
VDH
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,...64
Powered by FlippingBook