VDH juni 2013 - page 9

VDH -
algemeen
-
7
ben, begint de opleiding met de DogSim. De opleiding van de cli-
ent met de DogSim loopt parallel met de opleiding van de hond,
alleen weet je nooit of die hond al voor die persoon wordt. De
hond wordt getest en er wordt een hondenprofiel gemaakt. Intus-
sen zijn er ook mensen met de cliënt bezig en ook dat mondt uit
in een soort profiel. Ergens komen er raakvlakken tevoorschijn en
dan wordt er een matching gemaakt. “En dan ga je met de hond
op kennismaking en mogen ze kijken of er een klik is en of ze die
hond leuk vinden en of die hond de persoon leuk vindt.” Vervol-
gens wordt er een proefloop gedaan en dan wordt er gekeken
of de hond ook in staat is naar die persoon te luisteren en of er
specifieke wensen of eisen zijn, daarna volgt een zeer intensieve
instructieperiode van een of twee weken, pas dan wordt de cliënt
langzaam losgelaten, maar er blijven jaarlijks bezoeken plaatsvin-
den, de cliëntencontactbezoeken, om te kijken of de hond naar
tevredenheid blijft functioneren. En dan komt na enkele jaren het
vervelendste stuk: “als ze goed op elkaar ingewerkt zijn en jaren
fijn met elkaar gewerkt hebben, moeten wij zeggen: nu moet
de hond met pensioen.” Dat is een hard gelag want voor een cli-
ent komt het hondenpensioen altijd veel te vroeg, maar voor de
hond zijn zes werkjaren lang genoeg. Het KNGF wil de hond graag
overplaatsen op een moment dat hij nog lekker kan wandelen, hij
wordt in een gezin geplaatst dat de oude hond wil en kan verzor-
gen en deze mensen wil je liever geen tot op de draad afgelopen
hond geven. Het hondenpensioen heeft nog een reden. Na zes
jaar is de combinatie hond-cliënt zo goed op elkaar ingespeeld
dat de concentratie afneemt, als je te lang doorgaat, gaat je tempo
omlaag en loop je op de hond zijn kunnen, niet op je eigen kun-
nen. Als je dan weer een nieuwe hond krijgt, is de omschakeling te
groot. “En dan hebbenwij weer extra werk omdat met die DogSim
bij te sturen. Zeker als je met je hond openbaar vervoer gaat doen
en in de drukte werkt, moet de concentratie in dat tuig altijd hoog
aanwezig zijn.”
De Duitse herder als geleidehond
Een interessante vraag is natuurlijk in hoeverre de Duitse herder
geschikt is als blindengeleidehond. “Ik heb vroeger geleerd”,
zegt Peter, “dat Duitse herders geschikt zijn voor elk type werk, of
het nou speuren, africhting, politiewerk, douane of geleidewerk
is.” Op de oudste plaatjes van het KNGF zie je dan ook herders
of herderkruisingen. Maar als je weet dat het KNGF de honden
vroeger uit het asiel haalde, is dat ook niet vreemd. De meeste
honden die in het asiel geplaatst werden, waren Duitse herders,
die thuis voor een probleempje zorgden. Er werden natuurlijk
ook andere honden naar het asiel gebracht maar het KNGF zocht
wel naar een bepaalde grootte en dan zit je al gauw in de herder-
achtige. Ook toen het KNGF later overging op labradors bleven
er toch mensen met een voorkeur een Duitse herder, mensen die
vonden dat een labrador gewoon niet bij hen paste. “Doordat je
van oudsher herders hebt aangeboden, kun je niet zeggen van
we doen het niet meer.”
Nadelen
Wat volgens Peter Lasaroms tegen de Duitse herder als gelei-
dehond spreekt, is de fokkerij en met name de aflopende rug.
Herders zijn van oudsher lopers, maar als de stuwing van achter
te sterk gaat worden, dan zit je met een technisch probleem, de
druk op de beugel wordt te hoog. “Al die honden die wij inzet-
ten, worden door de medische molen gehaald, bloedonder-
zoek, heupen, ellebogen, ogen, dat wordt allemaal via de facul-
teit Utrecht onder controle gehouden en enkele jaren geleden
vielen vaak herders hierop af.” Daarbij kwamen op een gegeven
moment ook de gedragingen van herders, honden die eenken-
nig zijn. Dat werkt niet zo prettig als je een kennel hebt waar tien
mensen in wisselende diensten werken. “Het gedrag van een
herder in een kennel is een heel ander gedrag dan het gedrag
van een labrador in een kennel, kijk hier maar om je heen: die
labradors liggen allemaal bij elkaar en we hebben hier nu één
herder die beslist ergens apart ligt. Zie je wel: die ligt hier onder
de tafel, bij ons, bij de mens, dat is het grote verschil, de Duitse
herder is zeer baasgericht, dat is herders eigen. Daar moet je ook
tegenkunnen.”
Aaibaar
Een Duitse herder laat zich heel fijn trainen. Hij is zoals gezegd
baasgericht waardoor hij andere mensen met rust laat en dat
komt ook wel een beetje omdat de mens de herder met rust laat.
Peter legt uit: “Dat moet je eigenlijk al zien vanuit de puppytijd,
als je met een labradorpup gaat wandelen en je moet de markt
oversteken, of je moet datzelfde traject met een Duitse herder af-
leggen, dan weet ik al wie er als eerste aan de andere kant van de
markt is. Die labrador wordt om de twee meter aangehaald, dat
schiet niet op. Labradors zijn vaak blond, die hebben flaporen,
lange haren, die hebben een grote aaibaarheidsfactor.”
Als een blinde een voorkeur voor een Duitse herder heeft, volgt
er wel een extra stukje voorbereidend werk. “Als wij zien dat een
cliënt het overwicht niet heeft en dat ook niet kan geven omdat
hij door zijn visuele handicap steeds te laat is, zouden we met
een Duitse herder wel een stukje ellende bij hem neerzetten. Een
1,2,3,4,5,6,7,8 10,11,12,13,14,15,16,17,18,19,...28
Powered by FlippingBook