13
algemeen
VDH
WAT TE DOEN?
Zodra een hond een aanval krijgt is het begrijpelijk dat een eigenaar daarvan
schrikt. Het komt echter zelden voor dat de hond tijdens een aanval sterft. Blijf
daarom vooral rustig en zorg ervoor dat de hond zich nergens aan kan bescha-
digen. Verplaats echter alleen voorwerpen, zoals meubels, rond de hond zelf en
nooit de hond. Wees er ook goed van bewust dat tijdens en na een aanval de
hond zich niet bewust is van zijn omgeving en anders kan reageren dan normaal.
Raak de hond dus niet aan, ook niet in een poging hem gerust te stellen, en let
zeker extra op als er kinderen in de buurt zijn. Verminder prikkels vanuit de om-
geving zoveel mogelijk (zoals een radio/televisie die aan staat en praat rustig).
Probeer bij te houden hoe lang de aanval duurt. Als deze langer duurt dan vijf
minuten is het beter dat u de dierenarts direct belt. Bij een aanhoudende epilep-
tische aanval (of aanvallen die zeer kort op elkaar volgen) spreken we van een
status epilepticus. De epilepsie zelf is in dit geval niet schadelijk maar er kunnen
bijkomende effecten een rol spelen zoals oververhitting. Dit kan wel tot schade
aan de gezondheid van de hond leiden. Treden er meerdere aanvallen op binnen
24 uur, dan is het ook aan te raden diezelfde dag nog de dierenarts te bellen.
Duurt de aanval korter dan vijf minuten dan kunt u voor de volgende dag een
afspraak maken bij de dierenarts (het is wel aan te raden langs een dierenarts te
gaan na een epileptische aanval om een onderliggend probleem uit te sluiten).
Daarnaast is het van belang dat je de hele aanval goed observeert zodat je la-
ter, mocht dat nodig zijn, een zo goed mogelijke beschrijving kunt geven. Als je
de mogelijkheid hebt, is het zeer aan te raden om een filmpje te maken van de
aanval zodat de dierenarts later een goed beeld kan krijgen van de aanval zelf.
Verder moet je je ook niet in de verleiding laten brengen het dier iets in te geven
in de bek. Naast dat tussen de kaken op dat moment een minder verstandige
plek is om met je vingers te zijn zal het dier ook niet goed in staat zijn te kunnen
slikken met alle gevolgen van dien. Hetzelfde geldt ook voor het vasthouden of
uit de bek trekken van de tong, dit wordt soms gedaan met het idee dat de hond
anders last heeft van de tong of er zelfs door kan stikken. Dit is echter niet het
geval, de hond zal eerder in de tong of vingers bijten.
INFORMATIE
Om in te kunnen schatten of er wel of geen achterliggende oorzaak is voor de
epilepsie (dus onderscheid maken tussen primair en secundair) heeft de dieren-
arts de volgende informatie nodig:
• Leeftijd van de hond op het moment van de eerste aanval. Kenmerkend voor
primaire epilepsie is dat de eerste aanval vaak optreedt tot een leeftijd van
ongeveer vijf jaar. Bij oudere dieren is een onderliggend probleem vaak de
oorzaak voor epilepsie.
• Soms kunnen bij primaire epilepsie bepaalde factoren een ‘trigger’ zijn voor
een aanval, bijvoorbeeld geluiden.
• Type aanval. Kortom hoe kenmerkt de aanval zich. Hier kan beeldmateriaal
van grote waarde zijn.
• Hoe vaak treden de aanvallen op. Bij primaire epilepsie komen de aanvallen
vaak voor in een voorspelbaar patroon en kan er, zeker bij de Duitse her-
der, sprake zijn van perioden van aanvallen waarin deze een kenmerkend
patroon hebben.
• Moment van optreden. Aanvallen bij primaire epilepsie treden vaak op op
momenten van rust. Dus in de avond, ’s nachts en tegen de ochtend (daarom
is er ook nog wel eens een risico op missen van een aanval).
• Andere verschijnselen. Bij primaire epilepsie zijn er, anders dan bij de secun-
daire epilepsie, geen andere verschijnselen. Tussen de aanvallen door is de
hond normaal. Let wel op dat na de aanval (tijdens de postictale fase) de hond
zich nog wel anders kan gedragen. Als er andere verschijnselen zijn zal verder
onderzoek moeten uitwijzen waardoor deze ontstaan. Vaak wordt er bloedon-
derzoek gedaan en kunnen verder ook nog CT/MRI-scans van de hersenen en
puncties van hersenvocht helpen bij het stellen van
de juiste diagnose.
Een bruikbaar hulpmiddel om al deze informatie zo
goed mogelijk te verzamelen en te bewaren is het
bijhouden van een dagboek. Noteer goed de tijd van
optreden (datum en moment van de dag) welke ver-
schijnselen worden waargenomen en eventuele an-
dere omgevingsfactoren. Op internet zijn goede voor-
beelden van dagboeken te vinden.
HOE VERDER?
Zoals hierboven ook al is beschreven is een bezoek aan
de dierenarts nodig nadat je hond een aanval heeft
gehad. Verder onderzoek zal nodig zijn om te bepa-
len of het echt gaat om epilepsie en zo ja welke vorm.
Ook de frequentie en de ernst van de aanvallen zullen
bepalend zijn voor wat er vervolgens moet gebeuren.
Na de eerste aanval van primaire epilepsie zal het nog
niet direct nodig zijn de hond op medicatie te zetten.
Soms duurt het nog jaren voordat de volgende aanval
plaats vindt. De dierenarts zal je verder begeleiden en
het bijhouden van het eerder genoemde dagboek is
zeker aan te raden.
Primaire epilepsie is niet te genezen, maar is in de
meeste gevallen met medicatie zeker wel goed onder
controle te houden, zodat de hond nog een waardig
bestaan heeft. Medicatie dient echter wel levenslang
te worden gegeven en tevens zullen honden met pri-
maire epilepsie onder de meest ideale omstandighe-
den ook niet volledig vrij zijn van aanvallen. Het stre-
ven in de therapie zal zijn de ernst en de frequentie van
de aanvallen te verminderen.
Het hebben van een hond met epilepsie kan een im-
pact hebben op een gezinsleven maar bij toewijding
van de eigenaar en een goede begeleiding van de die-
renarts kunnen bij de meeste honden met epilepsie de
aanvallen goed onder controle worden gehouden.
Karina Beuving (dierenarts)