VDH april 2016 - page 16-17

algemeen
15
VDH
samenvoegen der ouderlijke genen) , dit blijft altijd aanwezig en
maakt de fokkerij buitengewoon interessant.
Bij het toenemen van de schofthoogte wordt ook van toenemend
belang de individuele ‘groeisnelheid’. Deze term is beter niet
te relateren aan de ‘gewichtstoename’ maar beter aan de
toename van de schofthoogte. Als men milieu-invloeden zoals
voeding, training ,etc. uitsluit zijn er individuele verschillen
waar te nemen in de tempi om tot de uiteindelijke grootte te
komen. Ongetwijfeld heeft dit een genetische basis. Het lijkt
ongewenst dat deze toename boven proportioneel is. Een
normale toename in grootte is dan ook het meest verkieslijk.
Demeetbare schofthoogte is vaak niet de ‘genetische’ schofthoogte.
Die laatste leren we kennen door de hoedanigheden van de
nestgenoten, voorouders en voornamelijk in de nakomelingen”.
Hier wordt gestipt aan de fokwaarde van de hond met
betrekking tot de schofthoogte. De fokwaarde schatting is het
middel en de fokwaarde het doel van het maatregelenpakket
tot
daadwerkelijk
terugdringen
van
het
probleem.
Bij de normering voor de schofthoogte en het meten daarvan is steeds
– en dat is alleen in de loop der tijd maar toegenomen – meer tot
uitdrukkinggekomendat bij het naderen vandebovenste groottegrens
een proportioneel deel der dieren met opzet binnen de gestelde
normering gehouden is. In de praktijk kan aangegeven worden dat het
hiermomenteel gaat omeen derde deel met bijgestelde hoogtematen.
Deze trend is langzaam ingezet vanaf de periode vijftiger jaren.
Het fokken van honden binnen nauwkeurige grenzen
(zoals bij de schofthoogte: 55-60 bij teven en 60-65 bij
reuen) wordt genoemd een fokkerij volgens onafhankelijke
selectiegrenzen. Hierbij worden fokdieren uitgesloten zonder
rekening te houden met hun overige eigenschappen zoals
gezondheid, lichaamsvorm, gebit, kortom globaal genoemd
gebruikshondeigenschappen
die
het
ras
kenmerken.
Beginsel voor de fokkerij moet, los van de te kiezen methodiek
zijn: ‘zieke en karakterzwakke dieren behoren niet in de fokkerij!’
Van de andere kant valt zeer duidelijk vast te stellen dat bij
beoordelingen honden bevoorrecht mogen en moeten worden die
beantwoorden aan het in de standaard aangegeven bereik.
DE AANPAK VAN HET PROBLEEM
Op grond van bovenstaande en het duidelijk vast te stellen afnemen
van de populatiegrootte (maatschappelijk geconditioneerd) is de
SV tot een handelingsconcept gekomen waarvan het doel is, de
lichaamsgrootte van het ras op een gemiddeld niveau te behouden
onder gelijktijdig handhaven van de voor karakter en anatomie
belangrijke genen.
Het loskoppelen van de in de standaard aangegeven hoogte-
grenzen van de tot dusver harde consequenties zoals het uit de
voorgenomen kwalificatie houden, moet opgevat worden als
een gelijkwaardige omgang als alle andere van het ideale type
afwijkende vaststellingen. Dit wil dus zeggen dat naarmate de
afwijking groter is, de consequentie daarvan binnen de plaatsing
respectievelijk de kwalificatie ook groter zal moeten zijn.
Hoe ziet dit er in de praktijk uit?
In grote klassen deelt men na de standkeuringen de honden niet
alleen in per kwalificatie maar binnen die kwalificatie komt men tot
een nadere verfijning van de indeling. Zo kan als voorbeeld binnen
de kwalificatie “Uitmuntend” onderscheid gemaakt worden tussen
de Uitm ++, Uitm +, Uitm en Uitm - . In die ondercategorieën zijn
bij de loopkeuring uiteraard verschuivingen mogelijk maar binnen
elke subcategorie zal uiteindelijk een volgorde ontstaan en is voor
de uiteindelijke plaatsing ook van belang hoe de verschillende
schofthoogtes van de dieren zich onderling verhouden. Naarmate
een hond een relatief hogere schofthoogte heeft, zal dit binnen
de subcategorie een verschuiving naar achteren teweeg brengen.
Uiteraard wel met behoud van dezelfde kwalificatie. Daarin zit
met name het verschil met vroeger. Omdat elke klasse uiteindelijk
resulteert in een definitieve plaatsing naar totaalkwaliteit is ook niet
uit te sluiten dat een boven de maximum schofthoogte staande
hond de klasse kan en gaat winnen.
Wat is nu het uiteindelijke doel van dit handelingsconcept?
Men probeert door geschikte maatregelen de gemiddelde groot-
te van het ras terug te dringen onder behoud van alle voor het
ras belangrijke genen zowel met betrekking tot karakter als ana-
tomie. Dit is van belang voor behoud van een grote genenpool.
Fokkers hebben voor hun arbeid echter betere informatie met
betrekking tot de grootte nodig. Daarom ook moeten hon-
den die de maximummaat overschrijden beschikbaar blijven
voor de fokkerij door het openleggen van de maat bij keurin-
gen op clubmatches maar ook bij de fokgeschiktheidskeuringen.
Uit alle meetmomenten zal in de toekomst (v.a. ongeveer 2020) een
Fokwaardeschatting vastgesteld worden met betrekking tot het
kenmerk ‘grootte’. Dit heeft tot voordeel dat bij toekomstige fok-
planning hulp bij de partnerkeuze geboden wordt. Mee gaat wegen:
de familiaire achtergrond, de individuele eigenschappen en later ook
de vererving in de nakomelingen. Deze fokwaardeschatting zal niet
definitief worden maar steeds fluctuerend blijven op grond van be-
schikbaar komen van relevante data. De fokwaardeschatting bij het
kenmerk Heupdysplasie is reeds een voorbeeld van dezemethodiek.
Refererend naar de bevindingen met betrekking tot de reductie van
de gewichten na de introductie van de HD-onderzoeken, is het nut-
tig te vermelden dat in een onlangs gepubliceerd onderzoek (Bron:
Stock, Dammann and Distl – Inst. Anim.Breeding and Genetics Univ.
Hannover, 2015), gesteld werd dat de selectie op de Body Mass Index
(BMI) efficiënt is bij het fokken van honden met een gunstige struc-
tuur en verhoudingen maar ook met betere heupen. De relatieve
fokwaarden voor de schofthoogte worden aanbevolen om succes
te boeken in verbeteren van vorm en structuur van de hond. Als
directe selectie-kenmerken worden beschouwd schofthoogte en
body mass index waarbij de BMI het quotiënt is van lichaamsge-
wicht / schofthoogte
2
. De BMI vervolgens heeft volgens Roberts
and McGreevy ( 2010) een hoge correlatie met de verhouding tussen
lichaamslengte en lichaamshoogte.
WAT IS NU VAN BELANG OM HET ‘CONCEPT TERUGDRINGEN
GROOTTE’ TE DOEN SLAGEN?
Keurmeesters op clubmatches en fokgeschiktheidskeuringen zullen
steeds correct moeten blijven meten en optreden. De medewerking
van fokkers en eigenaren is van even zo groot belang. Alleen met
een gezamenlijk optreden kan in populatie-genetisch opzicht de
ongewenste grootte-toename tot halt geroepen en ook terugge-
drongen worden. De SV heeft besloten om voor een periode van zes
jaar de consequenties van het overschrijden van de maximum-maat
los te koppelen van resp. kwalificaties en FGK-beslissingen. In de-
zelfde periode kan uitgebreid data-materiaal verzameld worden.
Zo zijn er verschillende meetmomenten voor de dieren individueel
en tezamen vormen die metingen een statistisch verantwoorde
grootste gemene deler die in de administratie opgenomen wordt.
Van belang is dat in de rasstandaard opgenomen blijft van wel-
ke minimum- en maximumhoogte we moeten blijven uitgaan.
Anders is het onmogelijk om vast te stellen op welk moment ge-
sproken kan gaan worden van overschrijding. Vanaf dat punt
ook neemt de weging van de consequentie verzwaard toe.
Zoals reeds uiteengezet zal de biomechanische functionering
verslechteren naarmate de hoogte toeneemt. Functioneel ge-
zien zullen dan de kwalificaties wel beïnvloed gaan worden.
De fokwaarde (Zuchtwert) m.b.t. grootte wordt berekend middels
een rekenkundig model (op soortgelijke wijze zoals dat geschiedt
bij de Zuchtwert voor heupdysplasie) en behoeft naast vaste meet-
punten ook standaardisatie in meetsysteem. Het cijfermateriaal
wordt verkregen door de diverse metingen van individuele die-
ren waarbij het resultaat van het meetmoment géén effect heeft
op kwalificatie of keurwaardigheid, mits de overgrootte niet al te
spectaculair is. Hoe meer meetmomenten, hoe betrouwbaarder het
gemiddelde-cijfer. Meegewogen worden dan tevens de voor-ou-
derlijke data, alsmede die van nestgenoten. Uiteraard zijn ook van
invloed de ter beschikking komende cijfers m.b.t. nakomelingen:
ook die worden meegewogen. Ook de objectieve, professionele
data-verwerking is een wezenlijk onderdeel van deze methodiek.
De Zuchtwert is dynamisch, want afhankelijk van steeds beschik-
baar komende meetgegevens in eigen resultaten en die van de
nakomelingen/voorouders/nestgenoten. Evenals bij HD kan aan de
Zuchtwert voor de grootte een gemiddeld cijfer gekoppeld worden
waaronder de toekomstige fokcombinaties moeten gaan blijven.
Honden die een gunstige Fokwaarde hebben m.b.t. het kenmerk
“grootte” zijn in de toekomst als fokpartner voor méér partners
geschikt. Zo wordt ook voor fokkers en eigenaars een middelgrote
hond steeds interessanter!
Door P.Nefs
14
algemeen
VDH
Het handelingsconcept omde grootte terug te dringen
Bijlage, behorende bij de standaard vandeDuitseHerdershond voor
het fokreglement, clubmatchreglement enkeurreglement vande SV.
1. Voor verbetering van de informatie voor fokkers
met betrekking tot het kenmerk ‘Grootte’ wordt na
ingewonnen advies van populatie-geneticus Dr. R.
Beuing de aanpak van het verschijnsel met de methode
van de Fokwaarde-schatting aanbevolen om het
fokdoel te bereiken, namelijk de grootte van de honden
binnen de grenzen van de standaard te stabiliseren.
De fokwaarden zijn beschrijvende getalwaarden.
2. De fokwaarden worden op grond van binnenkomende
gegevens bereikt en als beslisfactoren met betrekking tot
geplande fokverbintenissen aangeboden.
3. De desbetreffende normering van de standaard en de
reglementen worden daarbij om een wetenschappelijke
zekerheidstelling te bereiken, vooralsnog tot het jaar 2020
uitgesteld.
4. Iedere afwijking ingrootte vande normering inde standaard
is bij clubmatches als fout te beschouwen, waarvan de
kwalificatie in de juiste verhouding met de graad van de
afwijkingmoet staan.
5. Doorgebruiktemakenvandezemethodiekontstaateenzich
zelf regulerend proces, dat daarop gericht is dat die honden
die volledig voldoen aan de in de standaard genoemde
normen met betrekking tot de grootte, bij clubmatches
onder voor het overige gelijkwaardige kwaliteiten,
succesvoller zijn als anderen. Dat motiveert fokkers iets
onder de in de standaard genoemde bovengrens te fokken
om mogelijk alle nakomelingen binnen het bereik van de
standaardnormen te houden.
6. De maat van een hond wordt uit de doorsnee van alle
genomen maten in het fokboekbureau (Zuchtbuchamt)
berekend. Hoe meer metingen voorliggen des te
betrouwbaarder is de doorsnee-informatie ten behoeve van
de fokwaardeschatting. Het inwinnen van gegevens vindt
plaats op iedere expositie door middel van een formulier.
Tegen een individuele meting kan degene die op de dag
van het meten de eigenaar van de hond is, schriftelijk bij het
“Zuchtbuchamt”binneneentermijnvanachtdagenbezwaar
aantekenen. De hond kan vervolgens op voorafgaand
schriftelijk verzoek ter controle bij de “Vereinszuchtwart”
voorgebracht worden.
1,2-3,4-5,6-7,8-9,10-11,12-13,14-15 18-19,20-21,22-23,24-25,26-27,28
Powered by FlippingBook