9
algemeen
VDH
de baas wel weer uit zicht kunnen.
Bij het uitvoeren van een oefening of het lopen van een wedstrijd is het dus
belangrijk om te bedenken dat de omstandigheden veel invloed kunnen
hebben op je hond en daarmee op het succes van een oefening. De redena-
tie “Hij kent de oefening en moet het maar gewoon uitvoeren, ongeacht de
omstandigheden” is wat te simpel gesteld, zeker voor de meeste Belgische
herders, die toch behoorlijk gevoelig zijn voor wat er rondom hen gebeurt.
VERLEIDINGEN
We blijven nog even bij de oefening blijven liggen. Stel nu dat er tijdens die
oefening ineens een bal gegooid wordt of een konijn over het veld rent. Zou
de hond blijven liggen? De meeste niet! Zijn ze dan ongehoorzaam? Zo zou
je het kunnen noemen, maar je kunt het ook anders bekijken. We hebben
de oefening zorgvuldig opgebouwd: tijd langzaam opgevoerd en afstand
langzaam vergroot. Maar hebben we ook de verleidingen langzaamaan ver-
hoogd? Meestal niet! Tja, en als je dan ineens zoiets verleidelijks als een bal
gooit, dan is dat nét een stap te moeilijk voor onze hond, dus gaat hij in de
fout en sjeest achter de bal aan. Ik zou dit dus niet een ‘gevalletje ongehoor-
zaamheid’ willen noemen, maar veel meer een gebrek aan training in die si-
tuatie.
Ik hou nog even de blijf-oefening als voorbeeld. Laten we eens kijken bij een
G&G-wedstrijd. Hoeveel honden blijven er netjes op hun plek? Vooral in de
lagere klassen kan dit echt een probleem zijn. Gebrek aan gehoorzaamheid?
Ik denk eerder gebrek aan ervaring en gebrek aan training van de oefening
‘onder alle omstandigheden’. De honden voeren de oefening perfect uit op
het terrein van de eigen hondenschool, tussen de vertrouwde lesgenootjes
en met de vertrouwde trainer. Vervolgens worden ze in een wedstrijd op
vreemd terrein gezet, met vreemde honden om zich heen, vreemde mensen,
vreemde geluiden en nieuwe geuren. Kortom, totaal andere omstandighe-
den. Voor veel honden is dat nét iets teveel van het goede en ze gaan dan
op zoek naar een ‘veilige haven’. En dat is de baas. Je kunt boos worden op
zo’n hond, maar ik denk dat je meer bereikt als je gaat oefenen onder veel
wisselende omstandigheden.
WEDSTRIJD IS ANDERS
Misschien wel het meest beruchte probleem in de agility (behendigheid) zijn
de raakvlakken. Er zijn verschillende manieren om de hond te leren om deze
raakvlakken met minimaal een poot aan te raken. De duidelijkste positie is de
zogenaamde 2-on-2-off. Daarbij staat de hond met de twee voorpoten in het
gras en met de twee achterpoten op het raakvlak. Pas wanneer de baas het
zegt, vervolgt hij zijn weg door het parcours.
Om bij mezelf te blijven: mijn reu Ace beheerst die 2-on-2-off methode per-
fect in de training. Ik kan achter blijven, breed lopen of hem hard voorbij
sprinten, hij blijft keurig op het raakvlak staan. Maar
dan de situatie bij een wedstrijd: meneer heeft haar-
fijn door dat het een wedstrijd is en heeft dan al
aardig de kolder in de kop. Raakvlakken? Nooit van
gehoord! En zoef, weg is hij, met een enorme sprong
schiet hij van het raakvlak af voordat ik iets heb kun-
nen zeggen. Het gebeurt niet alleen bij mijn hond,
het is een algemeen probleem. Omdat de hond het
in de training prima doet, gaat men ervan uit dat de
hond de oefening beheerst en het niet uitvoeren dus
eigenwijsheid is of voortkomt uit ‘een lange middel-
vinger’. Ook Ace kreeg dat plakplaatje, maar in mijn
beleving klopt dat niet, hij is helemaal geen eigen-
wijze hond en zoekt juist altijd de samenwerking met
mij op. Dus waarom voert hij de oefening dan niet
naar behoren uit?
DRIFT
Mijn idee is dat het met drift te maken heeft. We leren
onze honden dit soort oefeningen aan in een relatief
ontspannen sfeertje van de training. De driften van
onze hond zijn dan lang niet zo hoog als in een wed-
strijd. Als ik even de parallel maak naar de oefening
van het blijven liggen: de agilitytraining is alsof we
de hond laten liggen zonder afleiding erbij. De agility
wedstrijdsituatie zou dan gelijk staan aan de blijf-oe-
fening, waarbij een bal gegooid wordt. Met andere
woorden: we hebben onze hond de raakvlakken
geleerd bij lage drift, maar we hebben de vervolg-
training - het uitvoeren van de oefening onder hoge
drift - nooit gedaan. Als je dus de raakvlakken alleen
onder lage drift traint, dan is het logisch dat hij dit
onder hoge drift (tijdens de wedstrijd) onvoldoende
beheerst en de fout in gaat. Dat is geen eigenwijs-
heid van de hond, maar een gebrek aan training.
De volgende vraag is dan uiteraard: hoe kun je dit
gebrek aan training oplossen? Dat is lastig, want je
kunt die wedstrijddrift niet zomaar oproepen, dus
hoe train je dat dan? De nodige creativiteit zal daar-
aan te pas moeten komen. Een mogelijkheid is om
wedstrijden op te offeren. Zo heb ik de afgelopen
benefietwedstrijd van de NVBH opgeofferd en mijn
hond teruggezet op de raakvlakken. Daarmee ben ik
er nog niet, ik zal dat toch de nodige keren moeten
herhalen. Trainingen bij hoge drift zijn moeilijk voor
onze hond, dus dat pikt hij niet in een of twee keer
op.
VERGELIJKBARE SITUATIES
Een andere mogelijkheid is om een vergelijkbare si-
tuatie te vinden, waarin de drift van onze hond ook
hoog is. Ik heb dat gebruikt om het probleem van
het voortijdig van start gaan in agilitywedstrijden
op te lossen. Door zijn drift had mijn hond name-
lijk ook niet het geduld om te wachten bij de start.
Vervolgens loop je de hele wedstrijd ‘achter de fei-
ten aan’. Een verloren race! Nu heb ik het geluk dat
mijn honden héél graag de auto in willen en daar een
wedstrijd van maken wie er het eerste in mag. Ik controleer die
wedstrijd en laat ze in de door mij bepaalde volgorde gaan. Maar
dat betekent dat Ace het laatste aan de beurt is. Tegen de tijd dat
hij mag, komt de stoom zo ongeveer uit zijn oren. Die hoge drift
is vergelijkbaar met de start van een agility wedstrijd en dus heb
ik er een start van gemaakt. Hij moet in de gang op het matje blij-
ven zitten, terwijl ik, met open voordeur, naar mijn auto toe loop
(die staat op de oprit, dus dichtbij). Op mijn teken mag hij naar
de auto en zijn kenneltje in. In het begin ging dat niet goed en
moest ik hem regelmatig terugzetten in de gang. Nu weet hij het
en blijft (met enigszins slippende remmen) in de gang zitten. Op
mijn teken spuit hij naar buiten en vliegt de auto in. Sinds ik dit
zo oefen, is de afstandsstart in de agility een stuk verbeterd! De
situatie is vergelijkbaar: hond is in hoge drift en wil héél graag van
start, maar moet blijven zitten tot hij mag. Voor mijn hond is het
stukje van gang tot auto een racebaan, net zoals een agility-par-
cours een racebaan is. Doordat hij nu zeker twee keer per dag de
thuis-racebaan oefent, is hij getraind om in hoge drift toch te blij-
ven zitten. Aanvankelijk heb ik hem in wedstrijden ook teruggezet
bij de start, maar dat is nu niet meer nodig, meneer blijft verba-
zingwekkend goed zitten. Voor de raakvlakken ben ik nu van plan
om een mini-raakvlakje bij mijn voordeur te maken en zo ook het
probleem van de raakvlakken te kunnen trainen onder hoge drift.
Ik denk dat dit gaat werken, maar zal u op de hoogte houden!
NIET WILLEN LOSSEN
Ook in de IPO-sport speelt hoge drift een belangrijke rol. We wil-
len graag dat de honden in hoge drift zijn voor afdeling C, het
bijtwerk. In hoge drift zullen de honden immers harder bijten,
sneller en harder doorkomen en beter belastbaar zijn. Dus zetten
we ze in trainingen flink hoog in drift. En vervolgens hebben we
na een tijdje het probleem dat ze niet meer loslaten. Dan moeten
er allerlei minder vriendelijke middelen aan te pas komen om de
honden te vertellen dat ze écht moeten lossen.
Wat gaat er mis? De hond heeft het commando ‘los’ geleerd en
voert het netjes uit als we met hem spelen. Maar zodra we het
bijtwerk gaan doen, dan gaat het mis. De eerste keer wil hij nog
wel lossen, de tweede keer wat moeilijker en de derde keer lukt
het niet meer. Na elke keer bijten en ‘gevecht’ leveren met de pak-
werker, neemt de drift van de hond toe. Uiteindelijk komt hij op
een punt dat de drift het wint van het appel en dan laat hij dus
niet meer los.
Het bijtwerk is niet alleen maar ‘op drift gaan’, er zit ook een flink
stuk appel bij: de hond moet op commando loslaten en mag al-
leen bijten op vastgestelde momenten. Even lekker ‘inpitten’
(happen in de mouw) kost punten. En zelfs de best bijtende hond
mag het veld verlaten als hij niet binnen drie commando’s lost.
Hier komt dan ook het belang van een goede opleiding naar vo-
ren. Van jongs af aan moet de hond leren dat bij bijten ook lossen
hoort. Een pakwerker op het veld is feest, maar betekent geens-
zins dat de hond ‘volledig los mag gaan’. Ook bij pakwerk hoort
appel en de hond moet vanaf de start leren te schakelen tussen
drift (bijten) en appel (lossen). Een hulpmiddel daarbij kan zijn
om de hond onder appel het veld op te laten komen. Ga dus niet
met een aan een lange lijn stuiterende hond het veld op, maar
laat hem volgen tot waar het ‘feest’ begint. Een strakke regie van
de opleiding onder leiding van een goede trainer kan hier veel
problemen voorkómen.
ONGEHOORZAAM OF NIET?
Terugkomend op mijn intro denk ik dat veel van de situaties, waar-
in onze hond beticht wordt van ongehoorzaamheid, niet te maken
hebben met dwarsigheid, ongehoorzaamheid of eigenwijsheid. In
de meeste gevallen zijn duidelijke oorzaken of gebreken in de trai-
ning aan te wijzen, die ertoe leiden dat de hond niet doet wat wij
willen. Mijn advies is dan ook: zoek de oorzaak en los die op. Dat
is veel constructiever dan de hond beschuldigen van ongehoor-
zaamheid.
Thea van Niekerk
Met toestemming overgenomen uit de ‘Belgische Herder’ van maart/
april 2014
Een strakke regie van de
opleiding, onder leiding van
een goede trainer, kan veel
problemen voorkomen