VDH februari 2013 - page 5

VDH -
algemeen
-
3
persoonlijke capaciteit wordt ingezet voor het welzijn van alle
leden van de sociale groep. Bovendien gaat de Roedelmethode
in dit dominantiemodel nog een stapje verder: waardoor is dit
sociale dominantiemodel eigenlijk mogelijk?
Sociale interactie
Elk levend wezen, dus ook de hond, heeft de behoefte om met
andere levende wezens in sociale interactie te gaan. Op welke
manier dan ook is ieder mens of dier steeds gericht op de so-
ciale interactie en communicatie met de andere leden van de
sociale groep waar hij bij wil horen en
waarin niemand is gebaat
bij strijd en geweld.
Dit is een sociaal genetisch gegeven dat sa-
menleven met anderen mogelijk maakt en sociale verhoudingen
‘bespreekbaar’ maakt.
Deze behoefte aan sociaal contact werkt onmiddellijk bij de ge-
boorte; de behoefte van kind en ouders tot lichamelijk contact.
Vanuit die basisrelatie wordt steeds meer geleerd hoe te com-
municeren, hoe te onderhandelen, wanneer je je plaats weet,
waar je over kunt onderhandelen, maar ook hoe je dat doet zon-
der conflicten, en mocht het tot conflicten komen hoe je die op
kunt lossen.
Direct na de geboorte is bijna elk levend wezen totaal hulpbe-
hoevend en afhankelijk, vooral van de moeder. Tussen het kind
en de moeder is er intens lichamelijk contact; voor het geven
en ontvangen van warmte, verzorging, voeding, veiligheid en
bescherming als middel van (nog) beperkte mogelijkheden tot
interactie en communicatie. Hieruit ontwikkelt zich een speci-
fieke sociale relatie, waardoor het voor de moeder en – wat later
– voor de andere leden van de sociale groep mogelijk wordt om
de nieuwe generatie op te voeden. De basisbehoefte om ergens
bij te (gaan) horen en om te leren samen te leven met anderen,
maakt dat opvoeden mogelijk!
Twee talen
In de opvoeding worden de finesses van de (soorteigen) taal
geleerd, eigen omgangsvormen, eigen normen en waarden en
eigen cultuur, met alle groeps- en soorteigen rituelen en tradi-
ties. Zowel mensen als dieren leren zo praten en te overleggen
met anderen. Voor elk mens en elk dier is het ‘de basisschool’
van het leven, ter voorbereiding op ‘later als je groot bent’,
om acceptabele en geaccepteerde leden van de mensenmaat-
schappij of groep te kunnen worden. Dáárom kennen honden
ook onze taal.
Honden zijn in hun basisbehoefte om te communiceren en so-
ciale interactie met anderen aan te gaan, zeer uniek en speciaal.
Dankzij eeuwen van domesticatie is de hond de enige diersoort,
die niet alleen de soorteigen taal en alles wat daarbij hoort leert,
maar óók die van mensen; twee verschillende ‘basisscholen’ en
twee verschillende sociale systemen!
Rol hondeneigenaar
Er is geen wetenschapper die het bestaan van dominantie en
rangorde zal ontkennen. Elke wetenschapper zal wel erkennen,
dat het eenduidig definiëren van ‘dominantie’ zeer moeilijk en
verwarrend is vanwege alle factoren die van invloed zijn op ‘do-
minantie’. Elke factor is van invloed en bepaalt mede het sociale
gedrag van elk individu en daarmee ook op de onderlinge soci-
ale relaties en posities, de rangordeposities, van ranghoger en
ranglager.
Dominantie en rangorde; leren geven en nemen
Maar net als bij dominantie worden deze woorden niet gebruikt
zoals in het lineaire hiërarchisch dominantiemodel. Ranghoger
geeft aan, dat de een op dat moment de goede kwaliteiten in
huis heeft om in die situatie de verantwoordelijkheid op zich te
nemen voor de belangen van de anderen. De ranglageren stellen
zich daarmee afhankelijk op ten opzichte van die ranghogeren.
Rangorde heeft te maken met verantwoordelijkheid nemen en
wederzijdse afhankelijkheid. Dit staat los van geweld, strijd en
conflict. Bij alle sociaal levende diersoorten bestaat rangorde en
zijn de sociale groepsgenoten wederzijds van elkaar afhankelijk.
Zonder duidelijke afspraken en regels is goed samenwerken en
samenleven in een sociale groep niet mogelijk. Rangorden heb-
ben daarom een belangrijke functie in elk sociaal systeem, zowel
bij mensen als bij dieren.
Wederzijds
De Roedelmethode gaat uit van wederzijdse afhankelijkheid in
de sociale verhoudingen binnen een groep. Zoals een goede
werkgever afhankelijk is van zijn werknemers en zijn werknemers
afhankelijk zijn van hun werkgever. Dat wil zeggen dat de werk-
gever niet alleen de verantwoordelijkheid heeft voor zichzelf,
maar zeker ook voor zijn werknemers. Dominantie en rangorde
betekenen leiding kunnen geven, de bereidheid geleid te wor-
den en leiding kunnen overdragen, zonder dat dit tot conflicten
en confrontaties leidt. De goede leider weet ook wanneer hij de
leiding af moet staan en leiding moet accepteren, als de groep
hier mee gediend is. De rangorde – ranghoger of ranglager zijn
– is inwisselbaar en overdraagbaar, al naar gelang en zo lang de
omgeving en situatie dat eisen. Voorwaarde is dat ieder individu
daar, binnen zijn eigen mogelijkheden, zijn bijdrage aan levert
en dat ieder individu zich daar
prettig
bij blijft voelen.
Dit dominantiemodel is tegengesteld aan het lineaire hiërarchi-
sche dominantiemodel, waarin nauwelijks een wisseling is in so-
ciale verhoudingen en conflicten hierover veel meer via repres-
sie, agressie en geweld geregeld zullen worden.
Gevarieerd en complex
Door de verwantschap tussen wolven en honden en omdat hon-
den ‘in gevangenschap’ leven, werd er van uitgegaan, dat
‘het’
dominantiemodel de blauwdruk moest zijn voor hoe je als baas
1,2,3,4 6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,...28
Powered by FlippingBook