overleg gehouden op 6 mei 2019, waarbij alle betrokkenen
aanwezig waren. Het verzoek is behandeld in de vergadering
van het HB maar verweerders hebben nog geen antwoord
van het HB ontvangen. Een ontvangstbevestiging was op zijn
plaats geweest. Het PB geeft het advies de zaak aanhangig te
maken bij de RvA.
4. De e-mail van 28 april 2019 betreft een verzoek van verweer-
ders om indieners uit hun functie te zetten en te royeren van
de VDH wegens het niet tijdig betalen van de contributie van
Kringgroep Klein Vosdal, het misbruik maken van het vertrou-
wen van anderen binnen het VDH-netwerk en andere financië-
le problemen in de priv sfeer.
5. Indieners zijn geen lid meer van de Kringgroep Klein Vosdal en
hebben geen betalingsachterstand wegens het niet betalen
van de contributie.
6. Indieners hebben op 15 mei 2019 een klacht wegens laster en
smaad ingediend. Daarover is nog geen besluit genomen door
het OM.
7. Bestuursleden en officials hebben een voorbeeldfunctie. Het
versturen van de e-mail van 28 april 2019 is niet het goede
voorbeeld. Verweerders hebben misschien begrijpelijk hun
zorg willen uiten, maar niet juist gehandeld door hun verzoek
voornamelijk te baseren op priv omstandigheden van indie-
ners en deze daarmee bekend te maken binnen de VDH.
Op
dit eerste punt is het beroepschrift gegrond.
8. Het verzoek van indieners om verweerders uit hun functie als
voorzitter en secretaris van Kringgroep Klein Vosdal te zetten
is naar het oordeel van de RvA primair een zaak van Kringgroep
Klein Vosdal zelf. Kringgroepen zijn zelfstandige verenigingen
die op eigen initiatief een lidmaatschap kunnen beëindigen of
leden uit hun functie kunnen zetten als er in strijd met statu-
ten of besluiten van de Kringgroep wordt gehandeld.
Op dit
tweede punt is het beroepschrift dan ook ongegrond.
9. Het verzoek van indieners om verweerders te royeren als lid
van de VDH is naar de mening van de RvA disproportioneel.
Een royement kan alleen worden uitgesproken door het HB
wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of
besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op on-
redelijke wijze heeft benadeeld. Daarvan is in dit geval geen
sprake.
Op dit derde punt is het beroepschrift eveneens
ongegrond.
10. Zolang er geen bijzondere omstandigheden zijn die royement
noodzaken en men de bereidheid heeft om in woord en daad
de statuten en besluiten van de VDH na te komen is er geen
reden voor royement. Het voorstel om over en weer tot roye-
ment van indieners en verweerders te besluiten zal daarom
niet worden overgenomen door de RvA.
De uitspraak:
Op grond van het bovenstaande heeft de RvA op 26 juli
2019 conform artikel 21 van de Statuten van de VDH be-
sloten:
a. het beroepschrift van indieners
deels gegrond en
deels ongegrond
te verklaren en
b. de twee vragen van verweerders te beantwoorden
conform de overwegingen en conclusies sub. 2 en 10.
Tevens bepaalt de RvA dat:
c. ieder de eigen kosten van rechtsbijstand in deze be-
roepzaak draagt;
d. het gestorte bedrag als bedoeld in artikel 11 van het
Reglement van de RvA niet zal worden terugbetaald;
e. gelet op artikel 10 van het Reglement van de RvA, deze
uitspraak bij eerstvolgende gelegenheid zal worden
gepubliceerd in de “Duitse Herdershond”.
f.
het deponeren van deze uitspraak bij Rechtbank
Midden-Nederland niet nodig is, omdat een geldvor-
dering ontbreekt.
Namens de Raad van Arbitrage,
Mr. J.P. van Dorp (voorzitter)
algemeen
11
VDH