- De Duitse Herdershond
8
kelijk en efficiënt te draven; de lengte en ligging van de croupe
bepalen mede de tredwijdte achter alsook de krachtoverbren-
ging van de achterhand naar voren. Een rechte ruglijn is naast
een goede voorhand gewenst om de hond onnodige ballast te
besparen. Alle beenderen dienen voldoende lengte te bezitten
om aanhechtingsplaats te bieden voor de spieren. Voor en achter
bezien dienen de ledematen zich recht naar voren en naar ach-
teren te kunnen begeven teneinde de efficiëntie van het gang-
werk te bevorderen. Honden met uitslaande ellebogen en losse
spronggewrichten kunnen eerder vermoeid raken. Dat stevige
en gesloten voeten met een juiste vering onontbeerlijk zijn bij
staan en gaan zal niet verwonderlijk zijn. De staart is van belang
voor een juist evenwicht vooral bij snelle wendingen; hij mag
niet té kort doch eveneens niet té lang zijn.”
Definities
Door Peter zijn hierboven met name de lichamelijke eigenschap-
pen beschreven. Hoewel keurmeesters van mening kunnen
verschillen bij de uiterlijke beoordeling van honden – het blijft
een subjectief gegeven – zal hun oordeel nooit ver uit elkaar
liggen. Bovendien zijn uiterlijke kenmerken duidelijk waar te
nemen. Wanneer je in de rasstandaard kijkt naar de geestelijke
eigenschappen, naar het karakter van de hond, dan zie je daar
de woorden evenwichtig, zenuwvast, onbevangen, goedaardig,
opmerkzaam, handelbaar, moedig, strijddriftig en hard staan.
Laten we er daar eentje van nader bekijken, het woord ‘moed’.
Als ik aan tien verschillende mensen vraag wat ze onder ‘moedig’
verstaan, dan krijg ik tien verschillende antwoorden: Lef hebben,
assertief zijn, iets doen wat een ander niet durft, niet laf zijn, enz.
Duitse herdermensen zullen hun hond moedig vinden als hij
durft aan te vallen, niet vlucht, achter een pakwerker aangaat,
enz. Je zult dus eerst moeten weten wat je onder een bepaald
woord, een bepaalde eigenschap verstaat voordat je kunt meten
of je hond die eigenschap bezit.
Wat meet je?
Op dit moment worden de karaktereigenschappen van een Duit-
se herder ‘gemeten’ door het moeten slagen voor een VZH- en
een IPO 1 examen. Natuurlijk kun je iets zeggen over de honden
die voor deze examens slagen. Ze hebben in ieder geval de be-
reidheid om iets voor hun baas te doen en ze zijn in staat om een
aantal oefeningen te leren. Echter, het aanleren van bepaalde
vaardigheden is geen maatstaf voor het bezitten van bepaalde
karaktereigenschappen. Als iemand slaagt voor z’n rijbewijs kun
je niet als vanzelfsprekend aannemen dat hij zelfverzekerd, niet
zenuwachtig is. Het bezitten van die eigenschap maakt het wel
makkelijker om voor dat examen te slagen…. Het slagen voor
een examen zegt iets over het leervermogen, niet iets over het
karakter.
Gezinshond
Het gros van de Duitse herders wordt als huishond gehouden.
Niet voor niets heeft de VDH als uitgangspunt dat de Duitse her-
dershond gezien moet worden als vriend en helper van mensen,
zeer geschikt als gezinshond. Daarnaast is het een hond die graag
Wat is karakter? Het antwoord op
deze vraag zal in groote mate ver-
schillen naargelang het inzicht van
den persoon aan wien men ze stellen
zou. Dat inzicht houdt zeer sterk ver-
band met de wijze waarop elk in ’t bij-
zonder belang stelt in onze honden.
Stel deze vraag aan velen van hen die aan africhting doen
zooals wij ze hier meest kennen, en zij zullen u voorzeker in
hun antwoord duidelijk maken, dat van ‘karakter’ maar spra-
ke is wanneer een hond geweldig bijt en schotvast is; andere,
zekere evenwaardige elementen in ’t karakter worden veelal
gladweg over het hoofd gezien.
Stel dezelfde vraag aan een herder die dagelijks en onafge-
broken de onschatbare diensten van zijn hond heeft, en hij
zal u voorzeker over alles behalve over ‘bijtlust’ en ‘schotvast-
heid’ praten, omdat deze beide elementen in het karakter
van zijn dier geen waarde hebben. Bij hem zal het in hoofd-
zaak gaan over het aangeboren temperament van den hond,
bij dewelke vanaf de prilste jeugd gebeurtelijk aanwezige
bijtlust wordt uitgeroeid. Ondervraag nopens de beteekenis
en den omvang van het woord ‘karakter’ een blinde die zijn
hond als leider door drukte en verkeer dagelijks van doen
heeft, dan zal ook hier weer van geen bijtlust sprake zijn,
doch wel van een stel stalen zenuwen, die het dier moeten
in staat stellen om, trots de ontzenuwende drukte der groot-
stad, met ’t geraas en geronk van trams, auto’s en andere
voertuigen en trots de wemelende beweging van haastige
menschen, ’t goede pad voor zijn meester te houden en hem
veilig doorheen dit gewirwar te brengen, zonder dat het dier
de minste neiging voelt eenerzijds om de te kort naderende
menschen aan te vallen, anderzijds om voor deze massa van
rumoer en beweging een duimbreed uit te wijken.
Bij de vele voorbeelden van ‘karakter’ hierboven aangehaald,
is er slechts in één geval sprake van ‘bijten’. We mogen hier-
uit dan wel terecht besluiten, dat dit element van het karak-
ter in de meeste gevallen overschat wordt en voornamelijk
door velen onzer africhters, die zich te éénzijdig bezighou-
den met de opleiding als verdedigingshond en wien elke an-
dere aard van africhting koud laat. Ontegensprekelijk is in de
meeste gevallen bij honden die een vaste beet hebben ook
een groote hoeveelheid andere goede elementen aanwezig,
die de basis van dat zgn. ‘karakter’ vormen. Doch des te meer
is het te betreuren dat deze sluimerende eigenschappen niet
worden opgewekt en naar behooren worden gebruikt.
J. Henderickx
VDH redacteur uit 1939
Karakter