VDH september 2013 - page 22

- De Duitse Herdershond
20
Wel of geen onbehoorlijk bestuur
Betreft: 13-01 Hassing/Hoofdbestuur VDH, onbehoorlijk bestuur
De Commissie van Beroep (hierna te noemen ‘de Commissie’)
heeft in de vergadering van 21 mei 2013 het beroepschrift be-
handeld van de heer J.H.J. Hassing te Riethoven. Het beroep
bestaat uit:
1.
Een klacht betreffende het handelen van het hoofdbe-
stuur VDH (hierna te noemen het ‘hoofdbestuur’) d.d. 23
januari 2013. De heer Hassing verwijt het hoofdbestuur
dat het zich schuldig gemaakt heeft aan kennelijk onbe-
hoorlijk bestuur en het plegen van een onrechtmatige
daad jegens hem bij de behandeling van zijn klacht d.d.
19 november 2011, bekend als de kwestie ‘Kiev 2011’.
2. Een pleitnotitie d.d. 11 maart 2013 ter onderbouwing van
de klacht genoemd onder 1. met het verzoek de klacht
gegrond te verklaren en de door het hoofdbestuur op-
gelegde schorsing - als gevolg van de opzegging van
het lidmaatschap - te vernietigen of nietig te verklaren
in afwachting van de uitspraak van de Commissie in de
onderhavige zaak.
Na ontvangst van de pleitnotitie is het hoofdbestuur verzocht
een verweerschrift op te stellen. Dit verweerschrift is ontvan-
gen op 29 april 2013. Het verweerschrift is ter voorbereiding
op de hoorzitting ook aan de heer Hassing toegezonden.
Samenvatting van het beroep van de heer Hassing:
De heer Hassing is van mening dat het hoofdbestuur zowel in
de procedure met betrekking tot de klacht ‘Kiev 2011’, als in
de procedure tot zijn ontzetting uit het lidmaatschap, even-
als in de uitvoering van de uitspraak van de Commissie (CvB
12-03) in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur. Daarnaast vindt de heer Hassing dat
het hoofdbestuur ten opzichte van hem een onrechtmatige
daad heeft begaan. De heer Hassing voert in de pleitnotitie
diverse gebeurtenissen aan ter onderbouwing van zijn stand-
punt.
Samenvatting van het verweer van het hoofdbestuur:
In het verweerschrift verwijst het hoofdbestuur naar de uit-
spraak van de Commissie betreffende de kwestie ‘Kiev 2011’
(CvB 12-04). De Commissie is toen tot de uitspraak gekomen
dat het hoofdbestuur de klacht van de heer Hassing grondig
en op juiste wijze heeft onderzocht en de klacht ongegrond
heeft verklaard. Vervolgens geeft het hoofdbestuur onder
andere aan dat de heer Hassing geen belang meer heeft bij
een antwoord op het toepassen van hoor en wederhoor in de
procedure tot ontzetting omdat het hoofdbestuur inmiddels
tot een andere beslissing is gekomen. Het besluit om de heer
Hassing te royeren is omgezet in een besluit tot het opzeggen
van het lidmaatschap. De heer Hassing heeft ook alle stukken
kunnen inzien met uitzondering van het vertrouwelijke deel
van het rapport van Proofquest, omdat dit van meet af aan
met betrokkenen is afgesproken.
Samenvatting van de hoorzitting op 21 mei 2013:
Tijdens de hoorzitting zijn partijen in de gelegenheid gesteld
hun standpunten te verduidelijken, nader toe te lichten en
vragen van de Commissie te beantwoorden.
De heer Hassing, bijgestaan door mr. A.J.J.M. Diepstraten,
heeft uitleg gegeven waarom er naar zijn mening sprake is
van onbehoorlijk bestuur. Het betoog van de heer Hassing is
vervat in een notitie die ter plaatse wordt uitgereikt. Daarin
valt onder andere op dat de heer Hassing aanvoert dat de
voorzitter van het hoofdbestuur vanaf de eerste dag op de
hoogte is geweest van het feit dat de heer Hassing een klacht
wilde indienen en hem heeft aangemoedigd om de onderste
steen boven te krijgen. Deze bewering zou hij kunnen staven
met bewijzen. De heer Hassing biedt aan aanvullend bewijs-
materiaal te willen leveren. Daarnaast beklemtoont de heer
Hassing dat het steeds heel moeilijk is geweest om de rele-
vante stukken van het hoofdbestuur te krijgen waardoor hij
zijn verdediging niet optimaal kon voorbereiden. Ook over dit
punt beschikt de heer Hassing over de nodige bewijsstukken.
Het hoofdbestuur, vertegenwoordigd door de voorzitter de
heer M. Dhooge, de secretaris de heer B. van Swaaij en mr.
J.H.M. Nijhuis advocaat te Rotterdam, wordt in de gelegen-
heid gesteld de hierboven genoemde notitie te lezen. Daarna
volgen uitleg en reactie van het hoofdbestuur.
De voorzitter verklaart dat hij in geen enkel geval of op welke
manier dan ook de heer Hassing tendentieus heeft aange-
moedigd in deze kwestie. Hij heeft zich, op de momenten
(naar schatting vier keer) dat hij over de kwestie ‘Kiev 2011’
met de heer Hassing heeft gesproken, neutraal opgesteld zo-
als het een voorzitter betaamt. Het hoofdbestuur geeft toe
dat de procedure tot het royeren van de heer Hassing kort na
de hoorzitting van 17 augustus 2012 geen toonbeeld is ge-
weest van zorgvuldig handelen. Na de uitspraak van de Com-
missie (CvB 12-03) heeft het hoofdbestuur echter zijn best ge-
daan om procedureel en inhoudelijk tot een juiste afweging
en beslissing te komen. Dientengevolge is het royement van
de heer Hassing met redenen omkleed veranderd in het op-
zeggen van het lidmaatschap.
1...,12,13,14,15,16,17,18,19,20,21 23,24,25,26,27,28
Powered by FlippingBook