VDH januari 2018 - page 12-13

Jarenlang dacht ik dat IPO de sport was voor mij en mijn hond(en).
Maar dit jaar heb ik door een nieuwe vriendin het ‘waterwerken’ met
honden ontdekt.
Waterwerken houdt in dat je hond moet apporteren, spullen bren-
gen (bijvoorbeeld een boei of een peddel) vanaf de kant of de
boot. Dus het is een vereiste dat je hond van apporteren en van
water houdt. Nu houdt mijn Duitse Herdershond ‘Teevie’ van alle-
bei. Ik ben met haar met het waterwerk begonnen in augustus van
dit jaar. Waterwerk is niet alleen leuk om te doen, maar je kunt er
ook brevetten bij behalen en examens doen.
De eisen bij het IPO-programma zijn in ieder land hetzelfde, maar
dat is bij waterwerk niet zo. De eisen bij brevet A zijn in Nederland
heel anders dan die in Duitsland. Teevie snapte na twee keer trai-
nen in Duitsland al wat de opdrachten bij het waterwerk waren:
• Dummy halen bij de boot die 25 meter van de kant af in het
water ligt (25 punten)
• Hond wordt in de boot meegenomen, jijzelf blijft op de kant
staan. De hond wordt op 50 meter afstand van de kant geroe-
pen en moet dan uit de boot springen en naar je toe komen
(25 punten)
• Er wordt een mansgrote pop in de boot meegenomen. Deze
wordt op een afstand van 25 meter in het water gegooid. De
hond moet vanaf de kant het water in gaan en de pop netjes
bij je brengen, het liefst aan de arm (25 punten)
• Appel: 25 meter volgen, keerwending en dan terugvolgen met
twee keer halt houden (25 punten)
Waterwerk met honden
Naast IPO en agility zijn er nog andere sporten!
alleen als (een van) de ouders aanwezig zijn (is); de hond zal anders
het commando van het kind mogelijk niet op-volgen, waardoor hij
zich gesterkt kan voelen in zijn rang.
In plaats van naar de hond toe te lopen, is het beter als het kind
de hond bij zich roept als het met de hond wil spelen of hem wil
aaien. Ook dit moet in aanwezigheid van de ouder(s) gebeuren.
Het is erg leuk voor kind en hond als ze samen dingen kunnen on-
dernemen, zolang de ouders er maar bij zijn!
Om verdere problemen te voorkomen, moet het kind leren de
hond met rust te laten bij de voerbak, bij de mand, als hij wat lek-
kers heeft gekregen of als de hond slaapt. Als je zelf wat meer over
hondentaal weet, is het leuk dit aan je kind te vertellen; ‘vindt de
hond het nu leuk als ik hem aai?’ en ‘mag ik hem wel of niet direct
aankijken?’ Heel belangrijk om te weten is dat je je kind niet mag
straffen waar de hond bij is; de hond zal jou dan misschien willen
helpen bij het straffen van de ranglagere (het kind).
VAN ZES TOT TWAALF JAAR
Alles wat over de peuter, de kleuter en de hond beschreven staat,
geldt ook voor kinderen van zes tot twaalf jaar oud. Er zijn echter
wel een aantal aanvullingen. Hoe ouder het kind wordt, hoe meer
je het kan leren. Daarom is het leuk om je kind langzaam maar ze-
ker te leren wat het betekent als je voor een dier moet zorgen. Laat
je zoon of dochter maar helpen met het uitlaten van de hond en
het verversen van het water. Dit zijn wel nog steeds dingen die
kinderen niet alleen kunnen doen, aangezien de hond ze mogelijk
(nog) niet als ranghogere ziet.
Kinderen kunnen nu ook meer leren over hondentaal, zoals de
stand van de oren en staart, zodat het be-ter kan inschatten wat
een hond wil. Dit kan conflicten tussen kinderen en honden hel-
pen voorkomen.
Ook kun je het kind voorzichtig betrekken bij de opvoeding van
de hond. Kinderen kunnen nog geen commando’s geven aan de
hond, maar kunnen al wel leren hoe je een hond corrigeert of be-
loont en din-gen aanleert of juist afleert. Hier zal het kind later veel
aan hebben. En natuurlijk moet je nog steeds ont-houden dat het
kind in zijn rang afhankelijk is van de ouders; het kan niet vaak
genoeg vermeld worden: een kind mag nooit met de hond alleen
worden gelaten!
Pas vanaf ongeveer twaalf jaar zal de hond het kind gaan accepte-
ren als ranghogere. Dit houdt in dat het kind pas vanaf deze leef-
tijd in staat is de hond commando’s te geven en bepaalde (voor
de hond domi-nante) handelingen te verrichten. Ook kan het kind
pas vanaf deze leeftijd alleen met de hond gaan wan-delen, dat
wil zeggen, als het kind er fysiek toe in staat is de hond bij zich te
houden.
Debbie Rijnders
REGELS
OP EEN RIJTJE
Laat je kind
• De hond op de borst of op zijn flank aaien. Dit zijn
geen ‘dominante’ zones
• Niet over de hond heen hangen, erop klimmen of
erop zitten e.d.
• Niet over de grond in de buurt van de hond krui-
pen;
• De hond niet benaderen als hij slaapt, ook hij heeft
recht op rust;
• De hond niet benaderen tijdens het eten
• Niet bij de hond slapen, of andersom. Honden ho-
ren op een plek te slapen die lager is dan het kind.
• Niet de hond aanstaren. Dit kan hij als dreigend er-
varen
• Niet naar de hond toelopen. Laat je kind de hond
naar zich toe roepen. In de meeste gevallen gaat de
ranglagere naar de ranghogere. Uitzonderingen op
deze regel zijn voor een kind niet duidelijk
• Geen trek- of stoeispelletjes doen met de hond. De
hond zal altijd proberen te winnen, wat bij kleine
kin-deren meestal lukt. Daarmee is zijn ranghogere
positie bevestigd
• Altijd samen met een volwassene de hond uitlaten.
Een ontmoeting met een andere hond kan resulte-
ren in een vechtpartij en een kind dat alleen is kan
gebeten of meegesleurd worden
• Geen vreemde honden aaien zonder toestemming
van ouders en eigenaar van de hond
• Geen hond aaien die is vastgebonden aan bijvoor-
beeld een lantaarnpaal of buiten bij een winkel.
Ook honden achter een hek mogen niet geaaid
worden; zij zullen hun territorium verdedigen.
Zoals eerder vermeld is het voor ouders absoluut on-
verstandig het kind te straffen in bijzijn van de hond.
Een hond kan besluiten zijn roedelleider te helpen bij
de opvoeding van het kind, wat nare gevolgen kan
hebben.
11
algemeen
VDH
algemeen
VDH
10
1,2-3,4-5,6-7,8-9,10-11 14-15,16-17,18-19,20-21,22-23,24-25,26-27,28
Powered by FlippingBook